Auteurs: Mieke Maas en Alinda van Bruggen
Wat doe je als wethouder met een 18-jarige die volgens het UWV en het VSO waar hij net vanaf komt geen arbeidscapaciteit heeft, maar die zelf wel wil werken en wiens ouders ook geloven in zijn arbeidscapaciteit? Dat was de startvraag van een door BZK gefaciliteerde leerbijeenkomst op 8 juni 2018, van wethouders sociaal domein vanuit de VillageDeals gemeenten. De casus was ingebracht door een van de deelnemers. Formeel is de gemeente niet verantwoordelijk voor het begeleiden naar werk van Wajongers, en vanuit het UWV gebeurt dit ook niet. Voor de wethouders was het geen moeilijke vraag. Stuk voor stuk zouden zij gewoon in deze jongen investeren, omdat hij zelf en zijn ouders gemotiveerd zijn. En omdat participatie zo’n belangrijke sleutel is tot gezondheid, sociale contacten, geluk en zelfredzaamheid.
Gemiddeld genomen is het volgens de wethouders ook niet erg moeilijk om uit te leggen aan de raad dat dit het welzijn bevordert en op langere termijn veel kosten bespaart. En ook vragen over maatwerk of willekeur vanuit de raad weten de wethouders doorgaans prima te hanteren.
De echte vraagstukken bij deze casus liggen volgens de wethouders niet in de keuze om al dan niet te blijven investeren in deze jongen, maar op systeemniveau, in de samenwerking en verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten, UWV en het Rijk. Dat gaat zelfs zo ver dat verschillende wethouders op voorhand proberen inwoners ‘weg te houden bij het UWV’, omdat het in de praktijk vaak erg lastig blijkt om een op participatiebevordering gericht traject vanuit de gemeente te kunnen combineren met het UWV-regime. Vaak is er op uitvoerend niveau aan beide kanten (gemeenten en UWV) wel de wil om dit mogelijk te maken; maar loopt dit vast in de hogere niveaus. Hierdoor blijven kansen liggen om mensen met een UWV-uitkering te helpen zich te ontwikkelen.
In het gesprek bleken veel overeenkomsten, maar ook verschillen, in hoe gemeenten dat in de praktijk doen. De meeste gemeenten werken nauw samen met het VSO om voor jongeren zoals de jongen in de casus al vroegtijdig (rond 13, 14 jaar) een ontwikkelperspectief te bepalen. Dan kan in overleg, ook met de ouders, een doorlopende lijn worden gekozen. Verschillende wethouders gaven aan dat het VSO ook nadat de jongeren van school af zijn, de oud-leerlingen nog een aantal jaren blijven volgen wat waardevolle inzichten oplevert. Een andere wethouder gaf aan dat zijn gemeente vanuit de Wmo arbeidsmatige dagbesteding heeft ondergebracht bij het SW-bedrijf. Voor jongeren zoals deze biedt dat een goede – want op ontwikkeling naar arbeidsparticipatie gerichte – setting.
De wethouders vroegen daarnaast vooral om rust en ruimte vanuit het Rijk: “wij hebben nu deze verantwoordelijkheden gekregen. Laat ons het nu dan ook doen”. Nieuwe of veranderende regelgeving vanuit het Rijk, bijvoorbeeld ten aanzien van de loondispensatie, vergen veel aandacht die ten koste gaat van de focus op wat lokaal nodig is om deze mensen naar werk te helpen. “Geef ons de rust en de ruimte om onze verantwoordelijkheden waar te maken!”.
Een andere hartekreet vanuit de bijeenkomst betrof de uitvoeringstoets bij nieuw beleid. De wethouders zijn unaniem over het belang van een goede uitvoeringstoets. Er valt nog veel te winnen in de manier waarop deze plaatsvindt.
Ook het Rijk biedt ondersteuning en reikt instrumenten aan. Die zijn echter niet altijd bekend bij de gemeenten. Bijvoorbeeld de participatiecoach die via MEE kan worden ingezet is niet breed bekend. De deelnemers aan de leerbijeenkomst merkten op dat ook hier vaak nog te veel aanbodgestuurd in plaats van vraaggestuurd wordt gedacht. Een overleg zoals dit over de vraagstukken in de praktijk kan helpen om de ondersteuning vanuit het Rijk meer vraaggericht in te zetten.
Het verzoek van de deelnemende wethouders om op deze wijze in gesprek te blijven over de uitvoering met gemeenten, Rijk en vertegenwoordigers van woningcorporaties, zorgverzekeraars en UWV, wordt door BZK opgepakt.
Vanuit het Rijk waren vertegenwoordigers van de ministeries van BZK en SZW aanwezig om de aandachtspunten vanuit de bijeenkomst mee te nemen en te bespreken binnen het eigen departement. Daarmee was deze leerbijeenkomst meer dan alleen een goed gesprek: het wordt vervolgd. De bijeenkomst werd begeleid door Alinda van Bruggen van WagenaarHoes.