Hulpvaardigheid: in gesprek met Meindert Flikkema

Auteur: Sibel Tanturk

Hoe weet jij dat jij je klant ècht helpt? Die vraag stond centraal in onze eindejaars-themasessie over hulpvaardigheid. Meindert Flikkema (VU/Amsterdam Center for Management Consulting) ging daarover in gesprek met adviseurs en interimmers van WagenaarHoes. 

Meindert Flikkema is als associate professor verbonden aan de VU en is directeur van het Amsterdam Center voor Management Consulting). Hij werkte eerder ook zelf als organisatieadviseur en heeft veel gepubliceerd, wetenschappelijk en als columnist in M&C. Zijn artikel ‘’Meer dan ooit adviseren maar dan kleiner’’ (2015), waarin hij pleit voor nieuw vakmanschap, bracht veel discussie op gang. De afgelopen jaren heeft hij zich verdiept in de complexiteit van het helpen van anderen.

Meindert ging op 15 december het gesprek met ons aan over ‘hulpvaardigheid’ aan de hand van drie korte autobiografische verhalen over zijn eigen leermomenten en leermeesters. Eerst echter vroeg hij de deelnemende adviseurs te reageren op de vraag ‘Hoe weet jij dat jij je klanten echt helpt?’

Elke adviseur bracht daarbij eigen accenten in. Voor de een gaat het om evalueren, terugkijken, luisteren en doorvragen. Voor de ander voelt het als een reis, verdieping hoe iemand is. Soms denk je iemand te kunnen helpen met aandacht voor eenvoud, te delen wat je ziet, voelt en proeft wat confronterend kan zijn. Het wekte ook de vraag of jij als adviseur de vriend bent van het vraagstuk of de vriend van de opdrachtgever, en wat betekent dit voor de korte en lange termijn. Soms helpt het om niet te doen wat de klant vraagt en soms vraagt het de zorgvuldigheid om met regelmaat te checken wat de oorspronkelijke vraag is en of jij als adviseur daaraan voldoet. Een van de adviseurs formuleerde het zo: “Waar het om gaat: de klant helpen het inzicht in zijn vraagstuk te vergroten, evenals het repertoire dat voorhanden is om het op te lossen”.

Wat zou je doen als…?

Het eerste verhaal waarin Meindert ons meenam ging over een confronterende les vanuit de tijd dat hij zelf als organisatieadviseur werkte bij Turner. Hij nam toen samen met een groep collega’s deel aan een ‘Kennis Opfris Traject’ met Thijs Homan. Daarin werd de adviseurs gevraagd stil te staan bij hun lopende opdracht(en) en zichzelf twee vragen te stellen:  

1. Wat doe je of wat heb je gedaan?

2. Wat is daar eigenlijk nodig?

De les was dat iedereen unaniem constateerde dat hetgeen ze deden of gedaan hadden afweek van wat nodig was voor de opdracht. Veel opdrachten hebben te maken met processen, systemen of beschrijvingen. Maar de kern van het probleem gaat vaak over mensen, de onderlinge samenwerking en cultuur. Deze ontdekking was voor Meindert de reden om zijn proefschrift te schrijven over dat thema: ‘’wat zou je doen als je opnieuw zou beginnen en wat is nodig?’’.

Het gesprek naar aanleiding van dit verhaal ging onder meer in op de verleiding en de neiging van adviseurs om te leveren, en het risico 

om daarmee voor je het weet onderdeel van het probleem te worden. We zijn geneigd het probleem te willen overnemen en te willen oplossen. Maar dat is lang niet altijd wat echt helpt. Als adviseur moet je kunnen geloven in je opdracht. En soms helpt het meer als je beslist te stoppen dan dat je door blijft gaan met de opdracht. Leestip: Lundberg, 2018, Problemen laten bij wie ze horen.  

 

 

Ik ga weg bij….

Een tweede belevenis van Meindert is het telefoongesprek met een oud-student. Die belde met de mededeling: ‘’Ik ga weg bij het bureau waar ik werk, want ik wil mijn klanten ècht helpen’’.  Dit gesprek was voor Meindert de trigger om verder door te denken over hulpvaardigheid. Wat doe je nou eigenlijk als je helpt? Helpen helpt toch echt? Maar het gaat vaak om iets anders. Adviseurs vaak facilitators zijn van processen. Schein schrijft in zijn boek Procesadvisering dat helpen mogelijk maakt dat iemand iets gaat kunnen wat hij niet alleen kan maar wel wil, of niet denkt te kunnen maar wel wil. 

Zelluf doen…

Een herkenbare anecdote: in de trein met een kind op schoot dat het blikje chocomel zelf wil openmaken. Je wilt helpen maar…. Gevolg: chocomel over je kleren. En direct schieten allerlei medereizigers ongevraagd te hulp met tissues of goede raad…. Het verhaal laat zien hoe graag iedereen behulpzaam wil zijn, maar ook dat we vaak liever niet geholpen willen worden. De behoefte om te helpen kent drie soorten bronnen: het ongemak dat we voelen als we toeschouwer zijn bij een situatie die niet aan onze eigen normen voldoet (cognitieve dissonantie); behoefte aan waardering en de neiging om krediet op te bouwen. Iedereen wil graag behulpzaam zijn. Geholpen worden maakt je kwetsbaar. Vaak is de standaard reactie dan ook ‘’laat maar, het gaat wel.’’  

Als afsluiting van het gesprek gaf Meindert ons enkele vragen en een nulhypothese mee:

Voor wie doe ik dit nu eigenlijk? Wat stimuleert de mens om te doen wat ie doet? Hoe geef ik aandacht aan de ander in zijn ware nood? En als nulhypothese: de ander heeft mijn hulp niet nodig. Laat je voordat je hulp komt brengen overtuigen dat de ander iets echt niet kan maar wel wil.