Ondermijnende criminaliteit en een weerbare overheid: twee kanten van dezelfde medaille

Auteur: Peter van Essen

Ondermijnende criminaliteit ontwikkelt, bijna ongemerkt, een sociale en economische invloed die uiteindelijk de grondbeginselen van onze samenleving gaat aantasten. Dit kan omdat de criminelen die zich hiermee bezighouden beschikken over zeer veel illegaal verkregen vermogen en eenvoudig zwaar geweld (kunnen) inzetten. Inmiddels heeft men stevige machtsposities opgebouwd.[1] Een weerbare overheid waakt over de grondbeginselen van onze samenleving die ik samenvat met de volgende kernwoorden: gelijke rechten en plichten voor iedereen; gelijke kansen voor iedereen; de overheid ziet erop toe dat ‘de wedstrijd eerlijk wordt gespeeld’.[2] Daar waar het bestuur intensief bezig is om deze uitgangspunten te vertalen naar de praktijk zal ondermijnende criminaliteit minder kans van slagen hebben. En omgekeerd.

Wat is ondermijnende criminaliteit?

Makkelijk te begrijpen voorbeelden van ondermijnende criminaliteit zijn gewenst zodat alle betrokken organisaties, partijen en mensen snel kunnen doorzien hoe hun eigen werk, taken, opdrachten zich verhouden tot het ruimte geven aan ondermijnende criminaliteit of het juist tegengaan. En het liefst ook nog heel compact. Voor een duidelijke en complete uitleg verwijs ik naar “De achterkant van Nederland, hoe onder- en bovenwereld verstrengeld raken”, van Pieter Tops en Jan Tromp.

Voor deze korte uiteenzetting noem ik enkele feiten:

  • In Tilburg is met de hennepteelt een bedrag gemoeid van circa 800 miljoen euro op jaarbasis en jaarlijks verdienen 2.000 tot 3.000 mensen hun boterham met dit werk.
  • Een weldoener in de wijk helpt de kinderen met een sportclub, iedereen blij. Als hij eens een wederdienst vraagt aan de ouders wordt deze makkelijk geleverd, ook als het gaat om het knippen van hennepplanten.
  • Een man woon in een kast van een huis en heeft drie lokale sportscholen waar ambtenaren met korting mogen sporten. Ambtenaren vinden Henk dan ook een toffe vent waar niets mis mee is. Het energiebedrijf ziet dat er wel veel stroom wordt gebruikt in een van zijn schuren. Dat heb je ook nodig met een hennepkwekerij en een pillenfabriek.
  • Sponsoren van de voetbalclub inclusief het betalen van de salarissen van sommige spelers. Dat is toch geweldig, een man met gevoel voor de club en de wijk.
  • Motorclubs die zonder vergunningen clubhuizen runnen en sterke drank schenken. Als ze worden aangesproken dat ook zij zich aan de regels moeten houden is het antwoord: “wij organiseren het nu zo dat er weinig problemen zijn. Als dit moet stoppen dan komen er veel meer problemen. Trouwens we organiseren ook liefdadigheidsacties voor kinderen die het nodig hebben”.
  • Woonwagenkampen waar de overheid niet meer optreedt of ‘welkom’ is. Er zijn nog steeds locaties waar dit gebeurt. Geen toezicht betekent gewoon je eigen gang kunnen gaan. Een belangrijke voorwaarde voor illegale activiteiten.

Achter al deze voorbeelden gaan criminele markten (hennepteelt, synthetische drugs, vrouwenhandel, wapenhandel etc.) schuil waar zeer veel geld wordt verdiend en waar met regelmaat grof geweld wordt ingezet. In elk voorbeeld is er een vertaling te maken naar het gegeven dat men vanuit een oneerlijk verkregen voordeel een ‘legale’ positie opbouwt. Om maximaal voordeel te verkrijgen voor hun illegale activiteiten is men met regelmaat afhankelijk van acties in de ‘normale samenleving’. Een vergunning van de overheid of het creëren van gedoogbeleid. Elektriciens die meehelpen om de kwekerijen voor de hennepplanten te maken of druglabs voor synthetische drugs. Vervoerders om de producten te vervoeren. Kortom alle aspecten die ook bij normale productieprocessen van goederen komen kijken.

Kernpunt is dat criminelen op lucratieve criminele markten veel geld verdienen, dat vervolgens wordt ingezet om blijvend voordeel te organiseren voor hun activiteiten. Een onderdeel daarbij is het innemen ‘posities in de legale wereld’. Dat kan als weldoener, als participant in bepaalde sectoren van de legale wereld, als ‘beïnvloeder’ van die sectoren et cetera. In dit proces is per definitie geen sprake meer van gelijke rechten en plichten. Het recht van de sterkste geldt. Van gelijke kansen is ook geen sprake. Men beschikt over zeer veel geld, waarmee oneerlijk voordeel wordt verkregen. Een voordeel dat ook nog kan worden afgedwongen met (dreiging van) geweld. En als de overheid als hoeder van deze elementen gaten laat vallen, maken zij daar maximaal misbruik van.

Het is een probleem zonder brandend platform omdat het veel meer wegheeft van een veenbrand. De losse incidenten zijn toch ook weer niet zo erg, zou je kunnen denken. Maar als je de verbindingen ziet die ook tot in de gemeenteraad lopen, is het een serieus probleem.

Een weerbaar bestuur en een weerbare samenleving als antwoord

Dit probleem vraagt om een weerbare overheid en samenleving, maar ik beperk mij hier tot een weerbaar bestuur. In gesprek met bijvoorbeeld gemeenteambtenaren hoor ik vaak de stelling dat we toch strafrecht hebben om criminelen aan te pakken. Een begrijpelijke stelling, kijkend naar het verleden. Maar strafrecht is slechts één mogelijkheid en we moeten vaststellen dat dit belangrijke instrument onvoldoende effect sorteert om het probleem van ondermijning op te lossen. En dat is eigenlijk ook logisch. In het domein van ‘de overheid’ zijn zoveel meer zaken van invloed op gunstige of juist ongunstige omstandigheden voor ondermijning. Gedoogbeleid van één deel van de overheid kan criminaliteit soms over vele jaren laten groeien. Het is dan te eenvoudig om te stellen dat strafrecht het maar moet oplossen. In het algemeen geldt dat beleidskeuzes, maatschappelijk of economische ontwikkelingen van invloed zijn op keuzes die criminelen maken. Die spelen ook maar gewoon in op de kansen die zich voordoen. Met de aanleg van nieuwe (snel)wegen, krijgen de doorgaande wegen van vroeger een ander belang. De horeca die zich in de loop van de tijd langs de oude wegen had gevestigd heeft het moeilijk gekregen. Noodlijdende horeca staat open voor groepen die omzet kunnen leveren. Daar zitten met regelmaat ook verkeerde groepen tussen als motorbendes. Alle ontwikkelingen in de landbouw leveren grote, leegstaande schuren. Ideaal voor productie van synthetische drugs of illegale opslag van (illegale) goederen. En je moet als noodlijdende boer erg sterk in je schoenen staan om ‘het aanbod’ (in geld en/of dreigementen) van sommige mensen niet te accepteren.

Economische ontwikkelingen, Ruimtelijke Ordeningsvraagstukken, Sociaal-Maatschappelijke vraagstukken, Veiligheidsvraagstukken, Inkomensvraagstukken: eigenlijk is er vanuit elk overheidsdomein een link naar ondermijning. Soms heel direct, soms meer indirect.

Het is van belang om als één overheid na te denken hoe al die verschillende taken zich verhouden tot het bieden van kansen aan ondermijning of juist het tegengaan daarvan.

En het optreden als één overheid vraagt ook om nieuwe vormen van samenwerken. Met elkaar en met maatschappelijke partijen. Integraal samenwerken is het antwoord (om met Ghandi te spreken: I think it would be a good idea[1]). Samenwerken tussen bijvoorbeeld Belastingdienst, OM, Gemeenten, Politie, FIOD, Inspectie SZW komt van de grond maar we staan aan het begin. Voor sommige partijen, bijvoorbeeld gemeenten, speelt de vraag: maar wat kan ik dan doen? Terwijl andere spelers al decennialang bezig zijn om hun aanpak te verbeteren. Integraal samenwerken komt niet gratis. In speltermen: De nieuwe spelers moeten ontdekken wat ze kunnen betekenen en tegelijkertijd moeten alle mogelijke spelers onderzoeken welke samenwerking wanneer het meeste effect heeft. Sommige spelers moeten wedstrijdfit worden en samen moeten de spelers nieuwe spelvormen/tactieken ontwikkelen. We zullen in deze ontwikkeling moeten investeren.

Er is geen wetgeving die ten grondslag ligt aan deze nieuwe manier van samenwerken. Het gaat om organisaties en vooral mensen die elkaar nu vinden. Die vanuit hun professionele opvattingen overtuigd zijn van de noodzaak tot samenwerken. Maar alle betrokken organisaties hebben meer uitdagingen op hun bordje liggen en de samenwerking komt daardoor ook zo nu en dan onder druk te staan. 

Aandachtspunten voor de samenwerkende organisaties

We zijn gestart. Op veel plekken vinden mensen elkaar. Op topniveau (bestuurlijk en management) en op de werkvloer. Er zijn ook al aansprekende voorbeelden gerealiseerd. Ook is er vertrouwen dat dit door zal gaan, maar we kunnen betere condities scheppen voor een verdere ontwikkeling. Succesvol samenwerken zal altijd afhangen van individuen die de meerwaarde ervan zien. Maar als organisaties kunnen en moeten we het hen makkelijker maken. De mensen die namens de ‘thuisorganisaties’ worden uitgezonden, mogen samen een nieuw spel ontwikkelen: hoe werken wij het beste samen? En de thuisorganisaties moeten zich instellen op de vragen/opdrachten waarmee deze spelers weer thuiskomen. Kortom samen ontwikkelen en ieder voor zich ontwikkelen.

Voor alle organisaties geldt het voorbeeld dat ik hierna kort uitschrijf voor een gemeente.

  • Op bestuurlijk niveau moet inzicht bestaan in de wijze waarop ondermijning zich verhoudt tot alle onderwerpen die op de bestuurstafel komen. Nu is vaak de burgemeester eigenaar vanuit haar/zijn positie in de driehoek. Maar het kan niet alleen bij de burgemeester blijven, (natuurlijk wel het vertrouwelijke deel, maar dat zal 20% zijn). Op de inhoud moet verbinding ontstaan met de verantwoordelijke wethouders. Uiteindelijk zijn er ook vormen van verbinding met de Raad nodig, al was het maar via een presidium.
  • De top van het management kent het belang van het onderwerp en ontwikkelt de vormen van (samen)werken die nodig zijn. Ze investeert ook in de competenties en veiligheid van mensen die namens de gemeente meedoen. Voor sommige onderwerpen gaat dat over redelijk wat mensen.
  • De werkvloer. Geef mensen op de werkvloer de ruimte om te ontdekken hoe hun vak zich verhoudt tot ondermijning (biedt het kansen, kan het drempels opwerpen etc.). Laat mensen van verschillende afdelingen/teams met elkaar in gesprek gaan over hun vak en de relatie tot ondermijning. Vervolgens kunnen de processen gaan lopen die deze drie onderdelen van de organisatie optimaal op elkaar laten aansluiten.

De volgende stap in leren

We hebben al veel feiten, informatie en soms ook kennis opgedaan. We hebben burgemeesters inzicht gegeven in de problematiek door het opstellen van ondermijningsbeelden. We hebben opzetjes gemaakt om planmatig aan de slag te gaan met gemeentelijke organisaties. Er zijn awareness-trainingen gegeven. Politie investeert in nieuwe vormen van werken, het Openbaar Ministerie ontwikkelt nieuwe perspectieven, de Belastingdienst beseft dat ze kan bijdragen. Kortom alle partijen investeren in de ontwikkeling van nieuwe vormen van werken. De volgende stap in ons leren met betrekking tot integraal samenwerken (zie ook leercyclus Kolb) kan heel goed bestaan uit actief experimenteren en concreet ervaren. Het kenmerkt ook onze aanpak in de casuïstiek.

WagenaarHoes heeft de afgelopen jaren in opdracht van het ministerie van BZK en VNG de aanpak Werken met Simulaties ontwikkeld. Concreet voor de decentralisaties in het sociale domein en voor crisissituaties.

  • Kernpunt is dat alle betrokken (bestuurlijk, ambtelijke top en medewerkers) betrokken zijn. Met regelmaat werden ook de Raad en/of relevante ketenpartners in de aanpak opgenomen (zorgpartijen, Openbaar Ministerie, e.a.).
  • In de simulatie wordt gewerkt met samengestelde casussen uit de praktijk.
  • Mensen worden in de trainingen aangesproken vanuit hun eigen dagelijkse rol of er wordt juist gekozen voor rol-wisseling.
  • Het is gericht op ‘kunnen’ en ‘durven’
  • Het gaat uit van concreet ervaren en actief experimenteren
  • Er is sprake van “Whole system in a room”.
  • Lessons learned en aanbevelingen voor alle geledingen. Het leverde altijd huiswerk (dat dankbaar werd opgepakt) voor de verschillende partijen en geledingen.

 


 

[1] Zie ook: Naar een meervoudige aanpak van ondermijning, het Tijdschrift voor de Politie. Pieter Tops en Henny Schilders

[2] Een `level playing field’ (voor de liefhebber)

[3] Ghandi zou ooit hebben geantwoord op de vraag van een journalist: What Do You Think of Western Civilization? I think it would be a good idea. De betekenis van Westerse Beschaving en van Integraal Samenwerken zijn voor mij met regelmaat niet helemaal duidelijk.