Een jaar waarin we schakelden van lockdown naar ontmoeten en terug naar lockdown, waarin het vertrouwen in instituties ongekend daalde, maatschappelijke onrust opvlamde en eindelijk een besef lijkt door te dringen van de omvang van de klimaatopgave, heeft ons opnieuw bepaald bij de noodzaak van werkelijke verbinding. En misschien hebben de lockdowns ons iets geleerd over wat daarvoor nodig is: nabijheid blijkt onmisbaar.
Vraagt u zich ook wel eens af hoe er over 50 of 100 jaar zal worden teruggekeken op deze tijd? Wat zal er in de geschiedenisboekjes terecht komen? De klimaatcrisis, de immense vluchtelingenstromen, de Coronapandemie, de bestorming van het Capitool, de manier waarop de overheid zich voor een deel van de burgers als onbetrouwbare tegenstander ontpopte rond onder meer de toeslagenaffaire en de afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen, de woningcrisis, de impact op een heel cohort jongeren van het opgroeien in een lockdown, de versnippering van het politieke landschap waarbij een weggestuurd kabinet feitelijk kon blijven zitten, of de corona-rellen en boerenprotesten?
De behoefte aan duiding is groot. In de media buitelen theorieën en duidingen over elkaar heen, inclusief de wonderlijkste complottheorieën. Zolang we er middenin zitten, is het een illusie en dus riskant om te denken dat we wel weten hoe het zit en wat er eigenlijk gebeurt. Tegelijkertijd is de urgentie om lessen te trekken groot, en kunnen we niet volstaan met ‘de tijd zal het leren’.
Op bescheiden niveau zijn er al wel lessen te trekken. Voor mij is een les uit de eigen ervaringen in het afgelopen jaar dat ik altijd veel te gemakkelijk gedacht en gepraat heb over ‘verbinding’. Het is fantastisch dat dankzij alle digitale middelen tijdens de lockdowns toch veel werkzaamheden doorgang konden vinden. Het merendeel van het werk van, voor en met onze opdrachtgevers kon doorgaan en sommige dingen werden zelfs makkelijker en efficiënter dankzij de mogelijkheden om online te overleggen. Maar toch hebben we ook gemerkt dat er intussen op veel plaatsen, in organisaties en in samenwerkingsrelaties erosie optrad. Erosie van vertrouwen, van betrokkenheid en van echte verbinding.
In de maanden dat we elkaar weer fysiek mochten ontmoeten werd duidelijk hoe beperkt de verbinding via de digitale ontmoetingen eigenlijk was geweest. Van opdrachtgevers hoorden we datzelfde. Sommigen vertellen dat voor nieuwe medewerkers die sinds begin 2020 zijn gestart, de organisatie en zelfs het eigen team abstract zijn gebleven. Sommige medewerkers zijn zelfs alweer vertrokken zonder hun teamgenoten in het echt te hebben ontmoet en zonder dat betrokkenheid kon groeien. Maar ook van degenen die al langer verbonden zijn, horen we dat de verbinding is geërodeerd en dat fysieke ontmoeting en nabijheid nodig is om die te herstellen.
Waar een grote afstand is ontstaan, gaat het makkelijk mis.
Misschien een open deur, maar het is de moeite waard om er toch door naar binnen te gaan. Om werkelijk verbinding en betrokkenheid te creëren en te behouden, is fysieke nabijheid nodig. Er is meer nodig dan wat we verbaal met elkaar uitwisselen. En zelfs meer dan wat visuele verbinding daaraan kan toevoegen. Natuurlijk helpt het als iedereen in een Teams-overleg zijn of haar camera heeft aanstaan, maar dan nog… Bij werkelijk verbinden zijn meer zintuigen betrokken dan horen en zien alleen. Om elkaar aan te voelen en zonder dat het uitgesproken hoeft te worden te weten wat de samenwerking nodig heeft, is meer nabijheid nodig. Zonder werkelijke nabijheid is ‘skin in the game’ nog wel te realiseren, maar verliezen we betrokkenheid op het niveau van ‘soul in the game’.
En als ik dan vanuit deze open deur toch weer kijk naar de grotere gebeurtenissen waarmee ik dit stukje begon, vraag ik me af of ook daar niet een onderschatting van de noodzaak van nabijheid een rol speelt. Waar een grote afstand is ontstaan tussen beleid en uitvoering, tussen beslissers en degenen die dagelijks de impact van besluiten ervaren, tussen consumenten, producenten en de omgevingsimpact van productie, gaat het makkelijk mis.
Natuurlijk proberen we regelmatig van perspectief te wisselen, ons te verplaatsen in de positie van andere stakeholders, om te voorkomen dat we teveel van de eigen logica en eigen werkelijkheid overtuigd raken. Maar zijn we er collectief niet te gemakkelijk vanuit gegaan dat zulke gedachtenexperimenten, al dan niet aangevuld met het ophalen van verhalen vanuit andere perspectieven, voldoende zijn om verbinding te houden met de werkelijke opgaven en met degenen die daarbij betrokken zijn? Leren de kleine ervaringen uit het afgelopen jaar ons misschien dat ons vermogen om werkelijk verbonden te blijven begrensd is, als dat niet gesteund wordt door echt ontmoeten in nabijheid? En als dat zo is, wat vraagt dat dan van de manier waarop wij werken?
In deze nieuwsbrief vindt u een aantal artikelen die raken aan die vraag. Ralf Embrechts vertelt over een andere benadering van mensen in armoede, vanuit wat hij geleerd heeft door heel dichtbij te gaan werken. In werkelijke verbinding met hen die het zelf even niet redden. Paul Geertsema deelt een aantal rode draden uit interviews met bestuurders en professionals over het organiseren van maatwerk. Ook daarbij is nabijheid een thema, niet alleen voor de professionals maar ook tussen bestuur, management en uitvoering. Gert Boeve gaat in zijn artikel in op de vaak gevoelde afstand van opdrachtgevers/eigenaren tot verbonden partijen en hoe dat anders kan. Harry ter Braak bepleit dat de nieuwe colleges van B&W en de nieuwe raden die komend jaar gaan starten, tijd en aandacht durven nemen om zich werkelijk te verbinden met elkaar en met de opgaven waarvoor zij staan.
Wij wensen u veel leesplezier en een goed 2022 met veel echte ontmoetingen!