De ROB bracht in november jl. een ongevraagd advies uit aan de regering: Naar een uitvoerende macht. In dit advies stelt de Raad dat er veranderingen nodig zijn in het systeem van het openbaar bestuur om de positie van de uitvoerders te versterken. En dat is nodig om gezag te kunnen herwinnen, het thema van een ander recent ROB advies.
De ROB wijst op drie systeemfouten: de impliciete en onjuiste aanname dat de uitvoering van overheidsbeleid geen inhoudelijke afweging vraagt, maar alleen technische en praktische handelingen, terwijl juist in de uitvoering voortdurend situationele afwegingen nodig zijn; de top-downlogica in de ambtelijke en politiek-bestuurlijke verhoudingen waardoor er niet goed geleerd wordt van de effecten van beleid en wet- en regelgeving; en de harde scheiding tussen beleid en uitvoering in de ambtelijke dienst, niet alleen organisatorisch, maar vooral ook in het denken.
Deze drie systeemfouten herkennen wij zeer. En het ROB advies bevat veel goede aanbevelingen die raken aan de noodzaak de uitvoering adequaat te organiseren. De Raad pleit voor een sterkere positie van de uitvoering, erkenning van hun schakelfunctie en meer ruimte om in de uitvoering waardenafwegingen te maken. Bij dat laatste verwijst de ROB naar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook adviseren ze de nodige waarborgen of noodremmen.
Een belangrijke pijler voor een sterkere positie van uitvoerders, waaraan terecht veel aandacht wordt besteed in Naar een uitvoerende macht, zijn inderdaad de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het gelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, maar misschien wel vooral het evenredigheidsbeginsel bieden een grondslag aan uitvoerders om beleid en regelgeving niet klakkeloos naar de letter uit te voeren. Wanneer de uitvoering van overheidsbeleid of -besluiten leidt tot ongewenste of onredelijke gevolgen voor burgers, kan de rechter het overheidsoptreden toetsen aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Uitvoerders kunnen ook zelf deze beginselen proactief toepassen, om te motiveren dat zij in bepaalde gevallen afwijken van de letter van de wet.
In de praktijk herkennen ook wij het belang van de beginselen van behoorlijk bestuur, evenals de noodzaak om nog te werken aan meer vaardigheid bij de uitvoerende macht om die beginselen daadwerkelijk actief toe te passen. Lang niet alle functionarissen bij de uitvoeringsorganisaties zijn zich ervan bewust dat ze zich bij de lastige waardenafwegingen die zij in de praktijk moeten maken, kunnen beroepen op de beginselen van behoorlijk bestuur. Het ministerie van SZW / Professionals voor Maatwerk Multiproblematiek heeft daarom opdracht gegeven een ‘Memorie van Wetten en Waarden’ uit te werken die een handreiking moet gaan bieden voor professionals om bij dergelijke afwegingen een weg te vinden door het web van wetten, waarden en beginselen van behoorlijk bestuur. De beginselen van behoorlijk bestuur bieden handvatten om de juiste afwegingen te maken en te onderbouwen wanneer de uitvoering van overheidsbeleid of overheidsbesluiten leidt tot ongewenste of onredelijke effecten op burgers. In 2025 zal deze Memorie van Wetten en Waarden ook in de praktijk worden getoetst.
Maar ongewenste effecten ontstaan niet alleen door onvolkomenheden in het beleid, of bij bijzondere gevallen. Ongewenste effecten in de uitvoering ontstaan maar al te vaak ook door onvoldoende aandacht voor beginselen van behoorlijk organiseren. Niet alleen voor bestuur en governance geldt dat er eisen gesteld mogen worden. Waar met publieke middelen wordt gewerkt aan de realisatie van maatschappelijke doeleinden, mogen ook eisen gesteld worden aan hoe dit georganiseerd wordt. De algemene beginselen van behoorlijk organiseren kunnen worden gezien als principes waarmee kan worden voorkomen dat de samenleving tekortgedaan wordt doordat publieke middelen voor andere dan de gestelde doelen of onnodig ondoelmatig worden ingezet. Naast behoorlijk bestuur, is aandacht voor behoorlijk organiseren het andere been waarop de uitvoerende macht zal moeten lopen.
De actiepunten die de ROB in Naar een uitvoerende macht adviseert, zijn concreet en stuk voor stuk de moeite waard en van belang om de positie en ruimte van de uitvoering te versterken. In de praktijk zullen het ook stuk voor stuk uitdagingen blijken, zolang er niet een besef ontstaat bij politiek en bestuurders dat behoorlijk organiseren een even principiële verantwoordelijkheid van hen is als invulling geven aan beginselen van behoorlijk bestuur.
In het openbaar bestuur zien we steevast dat het organiseren – minimaal voor een deel – in de dode hoek van de bestuurders zit. Bestuurders en vooral politici hebben vaak de neiging de organisatie als lastig te zien als het niet gaat zoals zij willen. Daar is helaas soms ook wel aanleiding toe. Maar dat ontslaat de bestuurders niet van hun verantwoordelijkheid er zorg voor te dragen dat de uitvoerende organisatie degelijk georganiseerd is.
Dat het organiseren voor veel bestuurders in het publieke domein deels in een dode hoek zit, is niet zozeer verrassend (immers, welke bestuurder heeft nog nooit een waarschuwing gehoord om niet op de stoel van de manager te gaan zitten?), als wel verontrustend. Het idee dat bestuurders in het publieke domein zich niet druk zouden moeten maken over de vraag of de uitvoering behoorlijk georganiseerd is, is even bizar als het idee dat een bestuurder van een auto zich niet zou moeten bekommeren over de vraag of zijn voertuig wel deugdelijk is: of de remmen en het stuur het wel doen en of de voorruit en spiegels voldoende zicht op de weg bieden.
Door aandacht en zorg te besteden aan behoorlijk organiseren, kan al veel ongemak over overheidshandelen dat niet aansluit op de leefwereld van de mensen die het betreft, worden voorkomen. Als bestuurders en managers van uitvoeringsorganisaties de manier waarop de dienstverlening georganiseerd wordt goed afstemmen op wat de inwoners die het betreft nodig hebben en (aan)kunnen (zie het contingency beginsel); als ze zorgen voor systematische feedback en tegenwicht; en als ze de valkuil van praxiscentrisme (zie het scopevastheidsbeginsel) weten te vermijden, dan zijn we al een heel eind op weg naar een uitvoerende macht die gezaghebbend kan zijn.
Op weg naar een uitvoerende macht? Ja graag. En dan graag de actiepunten die de ROB benoemt oppakken. Niet als losstaande acties, maar in samenhang en met aandacht voor algemene beginselen van behoorlijk organiseren, opdat de uitvoerende macht stevig op twee benen kan staan!